Paarden

Vaccinatie paarden

De eerste vaccinatie van een veulen gebeurt vanaf 4 maanden ouderdom, de tweede inenting 1 maand later, gevolgd door een derde, 6 maanden later.
Gouden tip: zonder nieuwe paarden altijd minimum 10 dagen af, alvorens ze in de kudde te introduceren.

Influenza (griep)

Het paardeninfluenzavirus veroorzaakt een plotse infectie van het slijmvlies van de bovenste luchtwegen en de longen. De typische symptomen zijn gekenmerkt door koorts, waterige neusuitvloei, pijnlijke keel, droge hoest eventueel gevolgd door longontsteking en geelzucht. Sterfte treedt meestal slechts op na een bijkomende bacteriële infectie. Paarden kunnen weken tot zelfs maanden verminderde prestaties vertonen. Voornamelijk jonge en oude paarden zijn het meest kwetsbaar voor deze ziekte.
Voor paarden die deelnemen aan officiële wedstrijden gelden zeer strenge regels met betrekking op een verplicht vaccinatieschema. Momenteel verplicht het FEI half jaarlijkse vaccinatie. Verspreiding gebeurd door direct contact en uitgeademde lucht van besmette paarden.

Preventie

Na een goede basisvaccinatie (tweevoudige inenting met een interval van vier weken en een derde vaccinatie 6 maand later) is een hervaccinatie om de 6 maand noodzakelijk (vooral bij paarden die veel in contact komen met andere paarden).

Tetanus (de klem)

Wanneer Clostridium tetani zich in een wonde bevindt die van de lucht is afgesloten (een steekwonde) dan kan deze bacterie een toxine (nl. het tetanospasmine) produceren. Dit toxine veroorzaakt hevige krampen van alle dwarsgestreepte spieren.
Eén van de eerste symptomen die op te merken zijn, is het verschijnen van het derde ooglid bij een paard dat schrikt. Aangetaste dieren vertonen een stijve gang en de staart wordt vaak in een kramptoestand gedragen. De toestand van de paarden verslechtert snel, ze krijgen slikmoeilijkheden, kunnen niet meer staan en krijgen uiteindelijk ademhalingsmoeilijkheden. Paarden zijn veel gevoeliger voor tetanus dan de mens en een goede vaccinatie is dan ook noodzakelijk. Tetanus is (meestal) een wondinfectie en is dus niet overdraagbaar van het ene paard op het andere.

Preventie

Paarden moeten na hun basisvaccinatie (tweevoudige inenting met een interval van 4 weken) 1 maal per jaar worden gevaccineerd. Vaak worden deze vaccins in combinatie met Influenza gegeven.

Rhinopneumonie

Dit equine herpesvirus (type 1 en 4) veroorzaakt luchtwegaandoeningen, in de vorm van een kortdurende, niet ernstige verkoudheid met lichte koorts, hoesten en een waterige neusvloei. Het kan ook abortus veroorzaken in de laatste maanden van de dracht (soms doodgeboren of weinig levensvatbare veulens) en zelfs zenuwsymptomen wat zich manifesteert in plotselinge spierzwakte van de achterhand zonder voorafgaande ziekteverschijnselen. De verspreiding gebeurt door neusvocht en bij verwerpen door middel van het vruchtwater.

Preventie

Een complete bescherming tegen rhinopneumonie is niet mogelijk. Vaccinatie van paarden resulteert wel in een vermindering van de klinische symptomen na infectie. Het is ook aangetoond dat de verspreiding van het virus in een groep paarden sterk afneemt na vaccinatie. Om het beste resultaat te bekomen is het van belang dat alle paarden in een groep op een correcte manier en op regelmatige tijdstippen (om de 6 maand) worden gevaccineerd.

Hondsdolheid (rabies)

Een virusziekte die levensgevaarlijk is voor alle warmbloedige dieren (inlusief de mens).
Het virus komt met het speeksel via een wond in het lichaam en verspreidt zich langs zenuwbanen in de hersenen, waarna het dier uiteindelijk sterft. Een hondsdolle vos kan een paard besmetten door een beet, maar de verspreiding van het virus loopt dood bij een geïnfecteerd paard (m.a.w. het paard kan niet zijn eigenaar besmetten) De verspreiding gebeurt via speeksel (bijtwonden) van vossen, dassen en andere roofdieren.

Preventie

Met bepaalde vaccins kan na een basis inenting één enkele vaccinatie een goede bescherming bieden gedurende 2 tot 3 jaar.

Droes (streptococcus equi)

Het is een veel voorkomende bacteriële infectie bij veulens en volwassen paarden. De verschijnselen van deze besmetting zijn: moeilijk ademen o.a. door het enorm opgezette etterende lymfeknopen, verhoogde lichaamstemperatuur, geen eetlust, etterende neusvloei. De verspreiding verloopt direct door onderling contact tussen paard en indirect via water, het paardentuig en kleding. Het is een zeer besmettelijke ziekte. Het sterfte percentage is laag, maar de dieren kunnen er maanden ziek van zijn.

Preventie

Momenteel is het vaccin niet meer beschikbaar. Vaccineren werd vooral aanbevolen op stoeterijen en maneges waar veel jonge dieren samenkomen.

Schimmel (dermatofytose)

Schimmel infecties worden vaak vastgesteld in België vooral op plaatsen waar veel paarden worden samengebracht. Het is een lastige hardnekkige huidziekte die lang kan aanslepen. Ook de mens kan zich hiermee infecteren. (T. verrucosum en T. mentagrophytes)
De schimmel sporen kunnen tot 2 jaar in een droge stal overleven!!! Dus tref ook de nodige hygiënische maatregelen met name het reinigen en desinfecteren van de stallen en materialen. Vaccineren kan zowel preventief of genezend werken.

West-Nijlvirus

Het West-Nijlvirus is een vriusziekte die door muggen wordt overgedragen. Geinfecteerde vogels zijn de bron van de ziekte. Wanneer muggen een vogel bijten die het West-Nijlvirus draagt, raken ze ook geinfecteerd. Geinfecteerde muggen gevven het virus door wanneer ze vervolgens een mens, een paard of een ander dier bijten. De ziekte is niet besmettelijk dus een geinfecteerd paard kan geen andere dieren of mensen besmetten.
De overdracht van het West-Nijlvirus is seizoensgebonden en treedt voornamelijk op van juli tot en met oktober in overeenstemming met de kenmerkende piekactiviteit van muggen.

Wat zijn de symptomen?

Het paard kan hersenvliesontsteking ontwikkelen. De klinische verschijnselen van paarden die geinfecteerd zijn met het West-Nijlvirus kunnen lijken op die van andere paardenziektes en zo ook verward worden met andere neurologische ziektes.
Symptomen kunnen zich voordoen binnen 3 tot 15 dagen nadat het paard geinfecteerd is en omvatten:

  • Koorts
  • Verlies van eetlust
  • Niet kunnen slikken
  • Slechtziendheid
  • Depressie of lethargie
  • Hoofd laten hangen of scheef houden
  • Strompelen of struikelen
  • Spierzwakte, stuiptrekkingen en typische trillingen van de spieren van het hoofd
  • Gedeeltelijke verlamming
  • Doelloos rondlopen
  • Onvermogen om op te staan
  • Convulsies
  • Coma

Van de paarden die bezwijken aan de neurologische vorm van de ziekte sterft tussen de 20% en 57%.

Preventie

Muggen onder controle houden helpt de blootstelling van uw paard aan muggenbeten te verminderen en belemmert de verspreiding van het West-Nijlvirus.

  • Houd paarden in de stal gedurende zonsopgang en zonsondergang
  • Doe lampen uit om ‘s nachts geen muggen aan te trekken
  • Ververs water bij voorkeur dagelijks
  • Verwijder potentiele muggenbroedplaatsen zoals lege bakken of modderpoelen
  • Gebruik een insectenwereld middel
  • Vaccinatie